La búsqueda del término terminar ha obtenido 187 resultados
ES Español NL Neerlandés
terminar (v) [relación] afbreken (v) [relación]
terminar (v) [actividad] stoppen (v) {n} [actividad]
terminar (v) [acuerdo] stoppen (v) {n} [acuerdo]
terminar (v) [conferencia] stoppen (v) {n} [conferencia]
terminar (v) [encargo] stoppen (v) {n} [encargo]
ES Español NL Neerlandés
terminar (v) [finalizar] stoppen (v) {n} [finalizar]
terminar (v) [general] stoppen (v) {n} [general]
terminar (v) [intransitivo] stoppen (v) {n} [intransitivo]
terminar (v) [actividad] aflopen (v) [actividad]
terminar (v) [acuerdo] aflopen (v) [acuerdo]
terminar (v) [conferencia] aflopen (v) [conferencia]
terminar (v) [intransitivo] aflopen (v) [intransitivo]
terminar (v) [actividad] een eind maken aan (v) [actividad]
terminar (v) [acuerdo] een eind maken aan (v) [acuerdo]
terminar (v) [conferencia] een eind maken aan (v) [conferencia]
terminar (v) [encargo] een eind maken aan (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] een eind maken aan (v) [finalizar]
terminar (v) [general] een eind maken aan (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] een eind maken aan (v) [intransitivo]
terminar (v) [conferencia] afsluiten (v) [conferencia]
terminar (v) [encargo] afsluiten (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] afsluiten (v) [finalizar]
terminar (v) [sujeto] afsluiten (v) [sujeto]
terminar (v) [trabajo] afsluiten (v) [trabajo]
terminar (v) [actividad] ophouden (v) {n} [actividad]
terminar (v) [acuerdo] ophouden (v) {n} [acuerdo]
terminar (v) [conferencia] ophouden (v) {n} [conferencia]
terminar (v) [encargo] ophouden (v) {n} [encargo]
terminar (v) [finalizar] ophouden (v) {n} [finalizar]
terminar (v) [general] ophouden (v) {n} [general]
terminar (v) [intransitivo] ophouden (v) {n} [intransitivo]
terminar (v) [actividad] verlopen (v) [actividad]
terminar (v) [acuerdo] verlopen (v) [acuerdo]
terminar (v) [conferencia] verlopen (v) [conferencia]
terminar (v) [intransitivo] verlopen (v) [intransitivo]
terminar (v) [actividad] verstrijken (v) [actividad]
terminar (v) [acuerdo] verstrijken (v) [acuerdo]
terminar (v) [conferencia] verstrijken (v) [conferencia]
terminar (v) [intransitivo] verstrijken (v) [intransitivo]
terminar (v) [actividad] expireren (v) [actividad]
terminar (v) [acuerdo] expireren (v) [acuerdo]
terminar (v) [conferencia] expireren (v) [conferencia]
terminar (v) [intransitivo] expireren (v) [intransitivo]
terminar (v) [encargo] afdoen (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] afdoen (v) [finalizar]
terminar (v) [sujeto] afdoen (v) [sujeto]
terminar (v) [trabajo] afdoen (v) [trabajo]
terminar (v) [To finish off a task completely] afronden (v) {n} [To finish off a task completely]
terminar (v) [actividad] afronden (v) {n} [actividad]
terminar (v) [conferencia] afronden (v) {n} [conferencia]
terminar (v) [encargo] afronden (v) {n} [encargo]
terminar (v) [finalizar] afronden (v) {n} [finalizar]
terminar (v) [general] afronden (v) {n} [general]
terminar (v) [intransitivo] afronden (v) {n} [intransitivo]
terminar (v) [rematar] afronden (v) {n} [rematar]
terminar (v) [sujeto] afronden (v) {n} [sujeto]
terminar (v) [trabajo] afronden (v) {n} [trabajo]
terminar (v) [encargo] bekronen (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] bekronen (v) [finalizar]
terminar (v) [rematar] bekronen (v) [rematar]
terminar (v) [trabajo] bekronen (v) [trabajo]
terminar (v) [actividad] voltooien (v) [actividad]
terminar (v) [acuerdo] voltooien (v) [acuerdo]
terminar (v) [conferencia] voltooien (v) [conferencia]
terminar (v) [encargo] voltooien (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] voltooien (v) [finalizar]
terminar (v) [general] voltooien (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] voltooien (v) [intransitivo]
terminar (v) [rematar] voltooien (v) [rematar]
terminar (v) [sujeto] voltooien (v) [sujeto]
terminar (v adj) [to finish] voltooien (v adj) [to finish]
terminar (v) [trabajo] voltooien (v) [trabajo]
terminar (v) [actividad] afmaken (v) [actividad]
terminar (v) [encargo] afmaken (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] afmaken (v) [finalizar]
terminar (v) [general] afmaken (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] afmaken (v) [intransitivo]
terminar (v) [rematar] afmaken (v) [rematar]
terminar (v) [sujeto] afmaken (v) [sujeto]
terminar (v) [trabajo] afmaken (v) [trabajo]
terminar (v) [actividad] afwerken (v) [actividad]
terminar (v) [encargo] afwerken (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] afwerken (v) [finalizar]
terminar (v) [general] afwerken (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] afwerken (v) [intransitivo]
terminar (v) [rematar] afwerken (v) [rematar]
terminar (v) [sujeto] afwerken (v) [sujeto]
terminar (v) [trabajo] afwerken (v) [trabajo]
terminar (v) [encargo] afhandelen (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] afhandelen (v) [finalizar]
terminar (v) [sujeto] afhandelen (v) [sujeto]
terminar (v) [trabajo] afhandelen (v) [trabajo]
terminar (v) [actividad] beëindigen (v) [actividad]
terminar (v) [acuerdo] beëindigen (v) [acuerdo]
terminar (v) [conferencia] beëindigen (v) [conferencia]
terminar (v) [encargo] beëindigen (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] beëindigen (v) [finalizar]
terminar (v) [general] beëindigen (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] beëindigen (v) [intransitivo]
terminar (v n adj) [put an end to] beëindigen (v n adj) [put an end to]
terminar (v) [rematar] beëindigen (v) [rematar]
terminar (v) [sujeto] beëindigen (v) [sujeto]
terminar (v adj) [to end incompletely] beëindigen (v adj) [to end incompletely]
terminar (v) [trabajo] beëindigen (v) [trabajo]
terminar (n v) [transitive: finish, terminate (something)] beëindigen (n v) [transitive: finish, terminate (something)]
terminar (v) [actividad] een einde maken aan (v) [actividad]
terminar (v) [encargo] een einde maken aan (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] een einde maken aan (v) [finalizar]
terminar (v) [general] een einde maken aan (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] een einde maken aan (v) [intransitivo]
terminar (v) [rematar] een einde maken aan (v) [rematar]
terminar (v) [sujeto] een einde maken aan (v) [sujeto]
terminar (v) [trabajo] een einde maken aan (v) [trabajo]
terminar (v) [actividad] tot een einde brengen (v) [actividad]
terminar (v) [encargo] tot een einde brengen (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] tot een einde brengen (v) [finalizar]
terminar (v) [general] tot een einde brengen (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] tot een einde brengen (v) [intransitivo]
terminar (v) [rematar] tot een einde brengen (v) [rematar]
terminar (v) [sujeto] tot een einde brengen (v) [sujeto]
terminar (v) [trabajo] tot een einde brengen (v) [trabajo]
terminar (v) [actividad] de laatste hand leggen aan (v) [actividad]
terminar (v) [encargo] de laatste hand leggen aan (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] de laatste hand leggen aan (v) [finalizar]
terminar (v) [general] de laatste hand leggen aan (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] de laatste hand leggen aan (v) [intransitivo]
terminar (v) [rematar] de laatste hand leggen aan (v) [rematar]
terminar (v) [sujeto] de laatste hand leggen aan (v) [sujeto]
terminar (v) [trabajo] de laatste hand leggen aan (v) [trabajo]
terminar (v) [actividad] eindigen (v) {n} [actividad]
terminar (v) [acuerdo] eindigen (v) {n} [acuerdo]
terminar (v) [conferencia] eindigen (v) {n} [conferencia]
terminar (v) [encargo] eindigen (v) {n} [encargo]
terminar (v) [finalizar] eindigen (v) {n} [finalizar]
terminar (v) [general] eindigen (v) {n} [general]
terminar (v) [intransitivo] eindigen (v) {n} [intransitivo]
terminar (v) [compañía] sluiten (v) {n} [compañía]
terminar (v) [conferencia] sluiten (v) {n} [conferencia]
terminar (v n adj) [put an end to] sluiten (v n adj) {n} [put an end to]
terminar (v) [sujeto] sluiten (v) {n} [sujeto]
terminar (v) [conferencia] afwikkelen (v) [conferencia]
terminar (v) [sujeto] afwikkelen (v) [sujeto]
terminar (v) [comida] opeten (v) [comida]
terminar (v) [comida] het laatste opeten (v) [comida]
terminar (v) [comida] eten (v) {n} [comida]
terminar (v) [actividad] uitvoeren (v) {n} [actividad]
terminar (v) [encargo] uitvoeren (v) {n} [encargo]
terminar (v) [finalizar] uitvoeren (v) {n} [finalizar]
terminar (v) [general] uitvoeren (v) {n} [general]
terminar (v) [intransitivo] uitvoeren (v) {n} [intransitivo]
terminar (v) [rematar] uitvoeren (v) {n} [rematar]
terminar (v) [trabajo] uitvoeren (v) {n} [trabajo]
terminar (prep conj n v) [slang: have an orgasm; ejaculate] komen (prep conj n v) [slang: have an orgasm; ejaculate]
terminar (v) [lugar] terechtkomen (v) [lugar]
terminar (v) [persona] terechtkomen (v) [persona]
terminar (v) [encargo] verrichten (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] verrichten (v) [finalizar]
terminar (v) [rematar] verrichten (v) [rematar]
terminar (v) [trabajo] verrichten (v) [trabajo]
terminar (v) [actividad] volbrengen (v) [actividad]
terminar (v) [encargo] volbrengen (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] volbrengen (v) [finalizar]
terminar (v) [general] volbrengen (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] volbrengen (v) [intransitivo]
terminar (v) [beber] opdrinken (v) [beber]
terminar (v) [beber] leegdrinken (v) [beber]
terminar (v) [actividad] vervullen (v) [actividad]
terminar (v) [encargo] vervullen (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] vervullen (v) [finalizar]
terminar (v) [general] vervullen (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] vervullen (v) [intransitivo]
terminar (v) [actividad] het eindpunt bereiken (v) [actividad]
terminar (v) [acuerdo] het eindpunt bereiken (v) [acuerdo]
terminar (v) [competencia] het eindpunt bereiken (v) [competencia]
terminar (v) [conferencia] het eindpunt bereiken (v) [conferencia]
terminar (v) [encargo] het eindpunt bereiken (v) [encargo]
terminar (v) [finalizar] het eindpunt bereiken (v) [finalizar]
terminar (v) [general] het eindpunt bereiken (v) [general]
terminar (v) [intransitivo] het eindpunt bereiken (v) [intransitivo]
terminar (v) [competencia] de finish bereiken (v) [competencia]
terminar (prep conj n v) [slang: have an orgasm; ejaculate] klaarkomen (prep conj n v) [slang: have an orgasm; ejaculate]
terminar (v) [trabajo] klaarkomen (v) [trabajo]
terminar (v) [trabajo] gereedkomen (v) [trabajo]
terminar (v) [lugar] belanden (v) [lugar]
terminar (v) [persona] belanden (v) [persona]
terminar (v) [compañía] dichtgaan (v) [compañía]
terminar (v adj) [to end incompletely] termineren (v adj) [to end incompletely]
ES Sinónimos de terminar NL Traducciones
anular [suspender] m 无名指
caducar [licenciarse] 失效 (v)
matar [rematar] 殺死
morir [cesar] (sǐ)
vencer [cumplirse] 失效 (v)