La búsqueda del término poner en orden ha obtenido 10 resultados
ES Español NL Neerlandés
poner en orden (v) [discurso] ordenen (v) [discurso]
poner en orden (v) [limpieza] ordenen (v) [limpieza]
poner en orden (v) [discurso] rangschikken (v) [discurso]
poner en orden (v) [limpieza] rangschikken (v) [limpieza]
poner en orden (v) [discurso] opruimen (v) [discurso]
ES Español NL Neerlandés
poner en orden (v) [limpieza] opruimen (v) [limpieza]
poner en orden (v) [limpieza] schoonmaken (v) {n} [limpieza]
poner en orden (v) [limpieza] leegmaken (v) {n} [limpieza]
poner en orden (v) [discurso] in orde brengen (v) [discurso]
poner en orden (v) [limpieza] in orde brengen (v) [limpieza]

ES NL Traducciones de poner

poner (v n adj) [to arrange with dishes and cutlery] dekken (v n adj) [to arrange with dishes and cutlery]
poner (v) [artículo electrónico] aanzetten (v) [artículo electrónico]
poner (v) [objetos] ophangen (v) {n} [objetos]
poner (v) [artículo electrónico] inschakelen (v) [artículo electrónico]
poner (v) [aplicar] aanbrengen (v) [aplicar]
poner (v) [aplicar] inwrijven (v) [aplicar]
poner (v) [aplicar] opleggen (v) {n} [aplicar]
poner (v) [diferencia] betalen (v) [diferencia]
poner (v) [diferencia] bijleggen (v) [diferencia]
poner (v) [diferencia] bijpassen (v) [diferencia]

ES NL Traducciones de en

en (adv) [anticlockwise, counter-clockwise] tegenwijzerzin (adv) [anticlockwise, counter-clockwise] (adv)
en (o) [preposición] bij (o) {m} [preposición]
en (o) [proximidad] bij (o) {m} [proximidad]
en op
en (prep adv) [being directly supported by another] op (prep adv) [being directly supported by another]
en (o) [preposición] op (o) [preposición]
en (o) [proximidad] op (o) [proximidad]
en (adj adv) [on fire] in vuur en vlam (adj adv) [on fire]
en (o) [preposición] aan (o) [preposición]
en (o) [proximidad] aan (o) [proximidad]

ES NL Traducciones de orden

orden (n) [disposición] {m} schikking (n) {f} [disposición]
orden (n) [estado] {m} schikking (n) {f} [estado]
orden (n) [disposición] {m} plaatsing (n) {f} [disposición]
orden (n) [estado] {m} plaatsing (n) {f} [estado]
orden (n) [disposición] {m} ordening (n) {f} [disposición]
orden (n) [estado] {m} ordening (n) {f} [estado]
orden (n) [disposición] {m} rangschikking (n) {f} [disposición]
orden (n) [estado] {m} rangschikking (n) {f} [estado]
orden (n v) [command, bidding] {m} opdracht (n v) {m} [command, bidding]
orden (n v) [order] {m} opdracht (n v) {m} [order]