La búsqueda del término van wie ha obtenido 30 resultados
NL Neerlandés ES Español
van wie (o) [bettr. vnw. - personen - m. mv. antecedent] cuyo (o) [bettr. vnw. - personen - m. mv. antecedent]
van wie (o) [vragend voornaamwoord - mv.] de quién (o) [vragend voornaamwoord - mv.]
van wie (o) [vragend voornaamwoord - enk.] de quién (o) [vragend voornaamwoord - enk.]
van wie (a) [vragend bijvoeglijk nw. - m. mv.] de quién (a) [vragend bijvoeglijk nw. - m. mv.]
van wie (a) [vragend bijvoeglijk nw. - m. enk.] de quién (a) [vragend bijvoeglijk nw. - m. enk.]
NL Neerlandés ES Español
van wie (o) [vragend voornaamwoord - mv.] de quiénes (o) [vragend voornaamwoord - mv.]
van wie (o) [vragend voornaamwoord - enk.] de quiénes (o) [vragend voornaamwoord - enk.]
van wie (a) [vragend bijvoeglijk nw. - m. mv.] de quiénes (a) [vragend bijvoeglijk nw. - m. mv.]
van wie (a) [vragend bijvoeglijk nw. - m. enk.] de quiénes (a) [vragend bijvoeglijk nw. - m. enk.]
van wie (pronoun) [of whom (relative)] cuya (pronoun) [of whom (relative)]
van wie (o) [bettr. vnw. - personen - m. mv. antecedent] cuya (o) [bettr. vnw. - personen - m. mv. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - vr. mv. antecedent] cuya (o) [betr. vnw. - personen - vr. mv. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - vr. enk. antecedent] cuya (o) [betr. vnw. - personen - vr. enk. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - m. enk. antecedent] cuya (o) [betr. vnw. - personen - m. enk. antecedent]
van wie (pronoun) [of whom (relative)] cuyo (pronoun) [of whom (relative)]
van wie (pronoun) [of whom (interrogative)] quien (pronoun) [of whom (interrogative)]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - vr. mv. antecedent] cuyo (o) [betr. vnw. - personen - vr. mv. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - vr. enk. antecedent] cuyo (o) [betr. vnw. - personen - vr. enk. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - m. enk. antecedent] cuyo (o) [betr. vnw. - personen - m. enk. antecedent]
van wie (pronoun) [of whom (relative)] cuyas (pronoun) [of whom (relative)]
van wie (o) [bettr. vnw. - personen - m. mv. antecedent] cuyas (o) [bettr. vnw. - personen - m. mv. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - vr. mv. antecedent] cuyas (o) [betr. vnw. - personen - vr. mv. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - vr. enk. antecedent] cuyas (o) [betr. vnw. - personen - vr. enk. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - m. enk. antecedent] cuyas (o) [betr. vnw. - personen - m. enk. antecedent]
van wie (pronoun) [of whom (relative)] cuyos (pronoun) [of whom (relative)]
van wie (o) [bettr. vnw. - personen - m. mv. antecedent] cuyos (o) [bettr. vnw. - personen - m. mv. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - vr. mv. antecedent] cuyos (o) [betr. vnw. - personen - vr. mv. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - vr. enk. antecedent] cuyos (o) [betr. vnw. - personen - vr. enk. antecedent]
van wie (o) [betr. vnw. - personen - m. enk. antecedent] cuyos (o) [betr. vnw. - personen - m. enk. antecedent]
van wie (pronoun) [of whom (relative)] quien (pronoun) [of whom (relative)]

NL ES Traducciones de van

van (v prep) [be the property of] a (v prep) [be the property of]
van (o) [algemeen] por (o) [algemeen]
van (o) [bezit] por (o) [bezit]
van (o) [boeken] por (o) [boeken]
van (o) [oorsprong] por (o) [oorsprong]
van (o) [plaats] por (o) [plaats]
van (o) [tijd] por (o) [tijd]
van de
van (o) [algemeen] de (o) [algemeen]
van (o) [bezit] de (o) [bezit]

NL ES Traducciones de wie

wie (o) [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.] que (o) [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.]
wie (o) [bettr. vnw. - lijdend vw. - mv.] que (o) [bettr. vnw. - lijdend vw. - mv.]
wie (o) [bettr. vnw. - meewerkend vw. - enk.] que (o) [bettr. vnw. - meewerkend vw. - enk.]
wie (o) [bettr. vnw. - onderwerp - enk.] que (o) [bettr. vnw. - onderwerp - enk.]
wie (o) [bettr. vnw. - onderwerp - pl.] que (o) [bettr. vnw. - onderwerp - pl.]
wie (o) [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.] quien (o) [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.]
wie (o) [bettr. vnw. - lijdend vw. - mv.] quien (o) [bettr. vnw. - lijdend vw. - mv.]
wie (o) [bettr. vnw. - onderwerp - enk.] quien (o) [bettr. vnw. - onderwerp - enk.]
wie (o) [bettr. vnw. - onderwerp - pl.] quien (o) [bettr. vnw. - onderwerp - pl.]
wie (o) [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.] el cual (o) [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.]