La búsqueda del término vertragen ha obtenido 31 resultados
NL Neerlandés ES Español
vertragen (v) [ontwikkeling] posponer (v) [ontwikkeling]
vertragen (adj v n adv) [to reduce the speed of] ralentizar (adj v n adv) [to reduce the speed of] (adj v n adv)
vertragen (adj v n adv) [to reduce the speed of] enlentecer (adj v n adv) [to reduce the speed of] (adj v n adv)
vertragen (adj v n adv) [to reduce the speed of] lentificar (adj v n adv) [to reduce the speed of]
vertragen (v) [afremmen] aminorar la marcha (v) [afremmen]
NL Neerlandés ES Español
vertragen (v) [afremmen] decelerar (v) [afremmen]
vertragen (v) [algemeen] reducir la velocidad (v) [algemeen]
vertragen (v) [algemeen] disminuir la velocidad (v) [algemeen]
vertragen (v) [afremmen] disminuir la velocidad (v) [afremmen]
vertragen (adj v n adv) [to reduce the speed of] frenar (adj v n adv) {m} [to reduce the speed of]
vertragen (v) [openbaar vervoer] demorar (v) [openbaar vervoer]
vertragen (v) [tijd] dilatar (v) [tijd]
vertragen (v) [ontwikkeling] dilatar (v) [ontwikkeling]
vertragen (v) [tijd] postergar (v) [tijd]
vertragen (v) [ontwikkeling] postergar (v) [ontwikkeling]
vertragen (v) [tijd] posponer (v) [tijd]
vertragen (v) [snelheid] reducir (v) [snelheid]
vertragen (v) [tijd] aplazar (v) [tijd]
vertragen (v) [ontwikkeling] aplazar (v) [ontwikkeling]
vertragen (v) [tijd] diferir (v) [tijd]
vertragen (v) [ontwikkeling] diferir (v) [ontwikkeling]
vertragen (v) [snelheid] aflojar (v) [snelheid]
vertragen (v) [tijd] retardar (v) [tijd]
vertragen (v) [ontwikkeling] retardar (v) [ontwikkeling]
vertragen (v) [activiteit] retardar (v) [activiteit]
vertragen (v) [tijd] retener (v) [tijd]
vertragen (v) [activiteit] retener (v) [activiteit]
vertragen (v) [tijd] retrasar (v) [tijd]
vertragen (v) [openbaar vervoer] retrasar (v) [openbaar vervoer]
vertragen (v) [ontwikkeling] retrasar (v) [ontwikkeling]
vertragen (v) [activiteit] retrasar (v) [activiteit]

'Traducciones del Neerlandés al Español

NL Sinónimos de vertragen ES Traducciones
rekken [traineren] estirar
belemmeren [stremmen] n obstrucción {f}
hinderen [stremmen] n obstrucción {f}
tegenhouden [stremmen] bloquear
achterblijven [stagneren] sobrar
stilstaan [stagneren] parar
stremmen [stagneren] cuajar {m}
tegenwerken [ophouden] resistir
stagneren [achterblijven] quedarse inactivo